Eenmaal per jaar transformeert de tennisvereniging TC Baflo zich tot de WC Baflo, de Wandel Club Baflo. In het holst van de winter trekt een serie dappere dodo’s de stevige stevels aan om de paden op en de lanen in te trekken. Een traditie die terugvoert tot de vorige eeuw toen er nog echte winters waren…
Van winterweer is vandaag niks te merken. Als we de parkeerplaats van de Hoornse Plassss verlaten, schijnt een lentezonnetje ons in het gezicht. De organisator heeft dan de eerste schrik al achter de rug. Het blijkt dat juist op dit moment een 4-mijl is gepland op zijn zorgvuldig uitgezette route. Ons clubje van 13 tennissers en drie honden van divers pluimage is duidelijk de vreemde eend in de bijt in natuurgebied de Onlanden; honderden hard (nou ja…) lopers bevolken de vlaktes aan de rand van de stad. We kijken ze recht in het gezicht en dat levert een ontluisterend beeld op van mensen met een gekwelde blik van een bijna-doodervaring en een dito zwalkende motoriek. We klappen onze handen warm voor wat eenlingen.
Onze eerste stop is bij een futuristische uitzichttoren. De Onlanden vormen een vogelparadijs maar tot nu toe hebben we door de loopdrukte nog weinig gevederde vrienden gezien. Heidi spotte een zwerm wiswasjes die in een poeltje zaten te rispelen en Erik meldde dat er in het riet wat paaldansertjes verscholen zaten. De vrouwtjes laten zich wulps langs de stengels omlaag glijden. De toren blijkt veel hoger dan verwacht maar boven wacht de doorzetters naast prachtige vergezichten op Stad en Drenthe, nog een verrassing. Hans ziet, verscholen in de kruinen van de bomen, een paartje Portugese bergpinguïns zitten. De zeldzame dwaalgasten zitten zwijgzaam met opgetrokken schouders hun vaderland te missen. Af en toe laten ze droefgeestig lispelend hun roep horen; ‘saudade, saudade’. De eerste lunchpakketjes worden genuttigd. Marjolijn diept een volledige driegangenlunch uit haar geheime opbergvakken op. We schudden na afloop onze broodzakjes leeg en zien dat een groepje bruine kruimeldiefjes de zaak voor ons opruimt.
We trekken verder en verlaten het hardloopparcours. De stilte regeert nu, ware het niet dat we wat blaffers en keffers in ons midden hebben; een bassige baal vodden op poten en twee vliegensvlugge reuzevleermuizen die het bij het minste of geringste uitkermen alsof ze gelyncht worden. Niet de ideale omstandigheden voor serieuze ornithologen. Maar bij een kudde Schotse Hooglanders die fotogeniek op een verhoging van het landschap staan, doen we een leuke ontdekking. Op de ruggen van de runderen zitten rode mijtertjes ( die heten zo omdat de mannetjes hun rode kopveren zo kunnen opzetten dat ze op Sinterklaas lijken). Ze peuren insecten uit de vacht. De wijfjes in ons gezelschap hebben er geen oog voor, die willen een wc. Die vinden we verderop bij een kijkboerderij waar met name Jesse in zijn element is. Hij vertelt zelf ook parttime boer te zijn en (w)eet alles van koeien. Dit zijn vleeskoeien. Onze dames genieten van het toilet en kunnen zich bovendien stevig laten masseren. Op de boerderij leeft ook een sneue Waalse gaai die hier opvang heeft gekregen omdat het niet boterde met zijn Vlaamse soortgenoten die een blok tegen hem vormden. Daarnaast ontfermt boerderij ’t Hoogeveld zich ook over vogels met een lichamelijke beperking. In een kooi zien we plofkippen, blinde vinken, dove kwartels, kippen zonder kop, lamme gieren en halve hanen hun tijd uitzitten. In een andere ruimte leven vogels met psychische problemen; een toom verstandelijk beperkte domme ganzen en verder nog een gesloten inrichting waar vogels met een antisociale stoornis zitten; de beledigingen spuiende spotvogel, de rebelse rotgans, de sluwe slechtvalk en de tot kleptomanie neigende kiekendief.
Via drassige dreven drentelen we nu richting het gehucht Westerbroek. In het struweel horen we de karaokekiet de top 2000 meefluiten. We stuiten op een manege. Erik denkt dat zijn vleermuizen zijn aangelijnd maar de kleinste vampier is ontsnapt. Met een salafistische blik in de ogen rent het overmoedig keffend de bak in om zijn scherpe Frankensteintandjes in de hals van een immens paard te planten. Maar gelijk een adelaar zich niet stoort aan het gebalk van een ezel, jaagt de hengst met een rustig galopje klein duimpje de ring uit. We komen bij landgoed De Braak en in de vijverpartij achter de witte villa ontwaren we tussen wat andere drijfsijsjes, de mascotte van onze WC Baflo; de hyper hygiënische wc-eend die uiteraard bezig is haar verenkleed grondig te reinigen. Via het prikkeldraad klimmen we langs een sluiproute het park weer uit. Sabina geeft aan dat deze horde te lastig voor haar is en laat een weigering zien. Maar de rest sleurt haar zonder kleerscheuren over de omheining. Er wordt nu door Kor voorzichtig aan de organisator gevraagd hoe ver het nog is. De stappentellers van de deelnemers zijn verre van eenduidig als het gaat over de vraag hoe ver we al gelopen hebben. Het antwoord dat ‘we al over de helft zijn’, levert bezorgde blikken op. Kristel trekt een snuit als een lepelaar. Later op de avond weten we waarom. Etterende wonden en blaren sieren haar poezelige hiel.
We komen weer aan de rand van de weidse Onlanden. Onder aanvoering van onbezoldigd sekteleider Steven die naar verluid in mei een paartje pimpelmeesjes in zijn baard laat nestelen, wandelen we het laatste rechte stuk op. Marga, Heidi en Ria vlijen zich als de Drie Gratiën bevallig op een enorme houten stoel. Het strijklicht zet ze in een gouden gloed. Drie duifjes zonder gal. En dan gebeurt waarop we allemaal op gehoopt hadden maar niet meer van durfden te dromen. Daar, ginder, in het nu schimmige schemerlicht scheert hij majestueus over het zilveren water van een kloeke plas. De Grote Guichelaar! Een uiterst zeldzame wintergast uit de Abchazische Kaukasus die met zijn spanwijdte van vier meter de albatros naar de kroon steekt. We zien dat hij zijn gekromde snavel opent en dan luisteren we ademloos toe hoe hij het complete volkslied van Abchazië trompettert. De sonore klanken echoën over de Groningse toendra. Alle twaalf de droevige coupletten krijgen we te horen. Een epische ervaring. Jolande moet er een beetje van wenen.
Eindelijk bereiken we dan toch de Hoornse Plas weer. Zin in naaktrecreatie heeft niemand meer, in warme chocolademelk met slagroom des te meer. Paviljoen ‘Kaaphoorn’ biedt binnen de aanblik van een legbatterij, zo vol is het. Het gekakel is niet van de lucht. Met zijn dertienen worden we op een paar vierkante meter als pluimvee opgehokt. Het is ook nog eens vochtig warm als in een sauna. Maar we zijn de zone van naaktrecreatie al weer uit, dus houden we ons ondergoed maar aan. We kijken terug op een mooie tocht en spreken de gevleugelde woorden dat alles wat leeft en groeit onze WC elk jaar weer boeit. Omdat we bang zijn in deze ambiance vogelgriep op te lopen houden we het na een consumptie voor gezien. Later wachten Kees, Cees, Bob en Mus ons in de kantine op met een paar pannen puike dampende erwtensoep van Geertje die het stokje van Metty en A3 heeft overgenomen. Drie maal dank alle drie!!!
Dan volgt er nog een warrige quiz met onmogelijke vogelvragen. Na de fysieke uitputting volgt nu geestelijke pijniging. Het levert een hoop gekwetter maar weinig punten op. Vooral bij de spreekwoorden blijkt dat elk schot geen eendvogel is. De haan van Jesse en Steven kraait uiteindelijk koning en met 27 om 26 punten winnen ze met een snavellengte voorsprong van Hans en Sabina. Trots als een pauw krijgen ze een veer in de kont gestoken. Dan wordt er nog gedronken als reigers en gaat iedereen tevreden op stok. Tot volgend jaar!